PWS: onderzoeksvragen




Met de volgende checklist [1] kun je nagaan of jouw vragen geschikte onderzoeksvragen zijn:
  • De vraag is door mij te onderzoeken in de tijd en met de mogelijkheden die ik heb.
  • De vraag interesseert me.
  • De vraag bevat geen foute veronderstellingen of waardeoordelen (groot, klein; altijd, nooit).
  • De vraag is geformuleerd als vraagzin.
  • De vraag is in begrijpelijke taal geformuleerd.
  • De vraag bestaat maar uit één vraag.
  • De vraag heeft een open antwoord (dus geen ‘ja’ of ‘nee’).
  • De vraag draagt bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag.
  • De vraag overstijgt de hoofdvraag niet.
  • Ik kan verzamelactiviteiten bedenken waarmee ik de vraag kan beantwoorden.





[1] Donk, C. van der, Lanen, B. van (2012). Onderzoekend leren. Nijmegen, p. 11, 13.


Hoe doe je een onderzoek?

Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag/probleemstelling is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. Meestal is een onderzoeksvraag/probleemstelling opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleine stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid.

Het formuleren van deelvragen is belangrijk:

- Het brengt structuur in je onderzoek. Door het probleem op te delen, wordt het gemakkelijker om informatie te zoeken en te selecteren.
- Het brengt structuur in je verslag. Deelvragen worden later vaak de hoofdstukken.
- Volledigheid. Deelvragen verkleinen de kans dat je iets over het hoofd ziet.

Met de onderzoeksvraag/probleemstelling (de hoofdvraag) en de deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de hoofdvraag wordt je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen. Daarnaast kun je uit beschikbare informatie beter selecteren wat bruikbaar is. Bovendien kun je op basis van een duidelijke onderzoeksvraag je conclusies beter formuleren.





Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dat is je hypothese. Een hypothese is een vooronderstelling, waarvan je niet zeker weet of die juist is. Je gaat met je onderzoek op zoek naar bewijs voor die voorlopige gedachte...

- Je begint dus met het formuleren van een hoofdvraag.

- vervolgens formuleer je hierbij een hypothese (vooronderstelling), waarmee je aangeeft welk antwoord je op die hoofdvraag verwacht.
- Daarna formuleer je een aantal deelvragen. 

Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen:

  • beschrijvende of beeldvormende - op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon.
  • vergelijkende - je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen.
  • verklarende - je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat...'
  • waardebepalende of evaluatieve - je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp.
  • voorspellende - je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn.
  • probleemoplossende of regelgevende - je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen
Al lezende, tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de ontdekking komen dat je je onderzoeksvraag moet aanpassen. Dat moet je dan zeker doen!

Realiseer je dat je al vrij veel van een onderwerp moet weten om er een goede onderzoeksvraag over te kunnen formuleren. Het is dus zaak om je goed in te lezen.