stappenplan

fase 1: de voorbereiding oriëntatie en keuze  (ca. 20 uur)

stap 1. kies een partner die jouw belangstelling deelt en met wie je goed kunt samenwerken. Kies profielvakken voor het onderzoek. Maak afspraken over samenwerking, verdeel taken: wat doe je samen, wat alleen? Wie begint het logboek?

stap 2oriënteer je op persoonlijke interessegebieden en onderwerpen. Brainstorm om ideeën te verzamelen. Maak een lijstje met mogelijke onderwerpen en kies (voorlopig) een onderwerp dat niet te algemeen of breed is en waarover voldoende literatuur te vinden is.

stap 3. voorbereiding: stel de eerste vragen. Zoek geschikte bronnen: boeken, vaktijdschriften, kranten en internetbronnen. Bekijk documentaires en interview een deskundige. Leg een documentatiemap aan: vergeet niet om alle bronnen volledig te noteren.

stap 4. het plan van aanpak: dit bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdplan

stap 5formuleren van de onderzoeksvraag: hoofdvraag, deelvragen en hypothese


Een goed geformuleerde en afgebakende onderzoeksvraag / probleemstelling is belangrijk. Meestal is een onderzoeksvraag opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek splitst in kleine stappen.
  • deelvragen brengen structuur in je onderzoek: het wordt gemakkelijker om informatie te zoeken en te selecteren 
  • ze brengen structuur in je verslag: deelvragen worden later vaak de hoofdstukken 
  • deelvragen zorgen voor volledigheid: ze verkleinen de kans dat je iets over het hoofd ziet 
 Met de hoofdvraag en de deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet gaat onderzoeken. Je kunt dan beter selecteren welke informatie bruikbaar is. Bovendien is het met een duidelijke onderzoeksvraag makkelijker om conclusies te formuleren. Realiseer je wel dat je al vrij veel van een onderwerp moet weten om een goede onderzoeksvraag te kunnen formuleren. Het is dus zaak om je goed in te lezen.
Bespreek je plannen met je begeleider, want er zijn een aantal (diepe) valkuilen:

. Je onderzoeksvraag is te simpel (kan na wat literatuuronderzoek al worden beantwoord)
. te algemeen gesteld (je weet nog niet genoeg van het onderwerp).
. Je onderzoeksvraag is te uitgebreid en kan nooit in de beschikbare tijd worden uitgevoerd.
. Je onderzoeksvraag heeft onvoldoende diepgang.
. Je onderzoeksvraag is te sterk gericht op literatuuronderzoek en bevat nauwelijks praktisch onderzoek.
. Je onderzoeksvraag is onuitvoerbaar.
. Je onderzoeksvraag is te specifiek (er zijn te weinig goede bronnen beschikbaar).

gegevens verzamelen en plan van aanpak uitwerken
  • aanvullend literatuuronderzoek doen: wat is er al bekend over jouw onderzoeksvraag? Oriënteer je op bestaande onderzoeken. 
  • oriëntatie op de manier van onderzoek. Bedenk hierbij dat een kleinschalige enquête maar zelden een betrouwbaar onderzoek oplevert. 
  • formuleer een hypothese: wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dat is je hypothese. Een hypothese is een vooronderstelling, waarvan je niet zeker weet of die juist is. Je gaat met je onderzoek op zoek naar bewijs voor die voorlopige gedachte. 
  • experiment(en) plannen – een werkplan opstellen
fase 2: uitvoeringsfase (ca 40 uur)

stap 6. onderzoek
  • experimenten uitvoeren, gegevens verzamelen, onderzoek doen 
  • gegevens voorlopig uitwerken: informatie op een rij zetten 
  • controle: ga na of je nu de onderzoeksvraag / deelvragen kunt beantwoorden 
  • eventueel verbeteringen aanbrengen in de opzet van de experimenten en deze herhalen
fase 3: verwerking en presentatie  (ca 20 uur)

stap 7. conclusies uitwerken
  • informatie verwerken, verslag schrijven 
  • presentatie voorbereiden

een uitgewerkt stappenplan vind je hier